Heel veel mensen denken dat er maar één manier van gebaren is. Dat is niet zo. Er zijn er minstens 6.
1. Nederlandse Gebarentaal
2. Nederlands met Gebaren
3. Vierhanden gebaren (voor doofblinde mensen)
4. Weerklank gebaren (gebruikt voor en door mensen met een verstandelijke beperking)
5. Familiegebonden gebaren (een gezin dat zijn eigen gebaren verzint en gebruikt)
6. Alle andere gebarentalen over de hele wereld.
Het grootste verschil tussen Nederlandse Gebarentaal (NGT) en Nederlands met Gebaren (NmG) is dat NGT een taal is. NmG is dat niet. NGT is een zelfstandige taal die beïnvloed is door, maar niet gebaseerd is op de Nederlands gesproken taal. Het is de taal van dove mensen.
NmG heeft de Nederlands gesproken taal wel nodig. De naam zegt het al: Nederlands met gebaren. Dit kun je met of zonder stem gebaren. Bijvoorbeeld de zin ‘Ik ga morgen naar school’. Alle woorden kun je ondersteunen met een gebaar. Alle woorden worden ook met de mond gearticuleerd.
NGT heeft het Nederlands niet nodig. De gebruikers van de NGT wonen in Nederland, dus de taal van het land beïnvloed wel de NGT. De NGT heeft eigen dialecten, uitdrukkingen en grammaticale regels. Bijvoorbeeld de Nederlandse zin ‘Ik ga morgen naar school’ is in NGT heel anders: ‘MORGEN INDEX1 SCHOOL GAAN’. Niet alle woorden uit het Nederlands worden letterlijk vervangen door een gebaar. Ook niet alle begrippen die een gebaar hebben worden met de mond gearticuleerd.
Wil je hier meer over leren? Volg dan eens een workshop gebarentaal.